Seat Leon: Airconditioning
Verwarming, ventilatie en koeling
Inleiding
De informatie van de Climatronic weergeven
Op het scherm van de regeleenheid van de Climatronic en het scherm van het af fabriek geïntegreerde Easy Connect-systeem worden de theoretische waarden voor de temperatuurbereiken getoond.
In het Easy Connect-systeem kan de meeteenheid voor de temperatuur worden omgezet.
Stof- en pollenfilter
Het stof- en pollenfilter met actief koolpatroon verlaagt de verontreiniging van de lucht die het interieur binnenstroomt.
Het stof- en pollenfilter moet regelmatig worden vervangen om te voorkomen dat de werking van de airconditioning negatief wordt beïnvloed.
Indien het rendement van het filter reeds eerder vermindert omdat de wagen in een sterk verontreinigde omgeving gebruikt wordt, moet het filter vervangen worden zonder het verstrijken van het voorziene interval af te wachten.
ATTENTIE Als het zicht door alle ruiten van de wagen niet goed is, neemt het risico op ongevallen met ernstige gevolgen toe.
|
ATTENTIE Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en leidt tot concentratieverlies van de bestuurder. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg hebben.
|
VOORZICHTIG
|
Let op
|
Climatronic bedienen met het Easy Connect*-systeem
In het Easy Connect-systeem kunt u ook diverse instellingen doorvoeren voor de Climatronic.\
Menu Klimaatregeling openen
- Druk op de toets van het bedieningspaneel van de Climatronic.
- OF: druk op de toets van het Easy Connect- systeem. Gebruik de draaiknop om het menu Klimaatregeling te kiezen en open dit.
Op het aanraakscherm kunnen de huidige instellingen, zoals de temperatuur voor de bestuurders- en bijrijderszijde, de luchtverdeling en de snelheid van de ventilator worden gewijzigd.
Voor het in- of uitschakelen van een functie of om een submenu te kiezen, moet u op de betreffende functietoets drukken.
Functietoets: functie | |
OFF | De Climatronic wordt uit- en ingeschakeld. |
SYNC | De temperaturen van de bestuurder en bijrijder synchroniseren. |
SETUP | Het submenu met de instellingen voor de airconditioning verschijnt. De volgende instellingen kunnen worden uitgevoerd: |
Profiel airco: het ventilatorvermogen instellen in de stand AUTO. U kunt kiezen tussen zacht, gemiddeld en krachtig. | |
Automatische luchtcirculatie: de automatische luchtcirculatie in- en uitschakelen . | |
TERUG : het submenu sluiten. |
Climatronic bedienen met het Easy Connect*-systeem
Afb. 189 Scherm van het Easy Connect-systeem: menu Airconditioning.
In het Easy Connect-systeem kunt u ook diverse instellingen doorvoeren voor de Climatronic afb. 189.
Menu Klimaatregeling openen
- Druk op de toets van het bedieningspaneel van de Climatronic.
Bovenaan op het scherm worden de actuele instellingen weergegeven, zoals de ingestelde temperatuur voor de bestuurderszijde en de temperatuur voor de bijrijderszijde. De temperaturen tot +22°C (+72°F) worden weergegeven als blauwe pijlen en temperaturen hoger dan +22°C (+72°F) als rode pijlen.
Voor het in- of uitschakelen van een functie of om een submenu te kiezen, moet u op de betreffende functietoets drukken.
Functietoets: functie | |
OFF | De Climatronic wordt uitgeschakeld. |
ON | De Climatronic wordt ingeschakeld. |
SYNC | De temperaturen van de bestuurder en bijrijder synchroniseren. |
SETUP | Het submenu met de instellingen voor de airconditioning verschijnt. De volgende instellingen kunnen worden uitgevoerd: |
Profiel airco: het ventilatorvermogen instellen in de stand AUTO. U kunt kiezen tussen zacht, gemiddeld en krachtig. | |
Automatische luchtcirculatie: de automatische luchtcirculatie in- en uitschakelen . | |
Automatische hulpverwarming: Het automatisch inschakelen van de extra verwarming voor koude landen activeren en deactiveren (enkel motoren met extra verwarming). Met gedeactiveerde optie kan de verwarming, afhankelijk van de buitentemperatuur, er langer over doen dan normaal om de comforttemperatuur te bereiken. | |
TERUG e: het submenu sluiten. |
Instructies voor het gebruik van de airconditioning
Het koelsysteem van het interieur werkt alleen wanneer de motor draait en de ventilator aan staat.
Voor een optimale werking van de airconditioning moeten de ruiten en het panoramaschuifdak gesloten blijven. Wanneer echter het interieur bij een stilstaande wagen door binnenvallende zonnestralen sterk is verwarmd, kan het afkoelen worden versneld door de ruiten en het panoramaschuifdak even te openen.
Climatronic: meeteenheid van de temperatuur op het display van de radio of het navigatiesysteem, al naar gelang af fabriek is gemonteerd, omschakelen
Het omzetten van de temperatuurindicatie van Celsius naar Fahrenheit op het display van de radio resp. het navigatiesysteem is mogelijk via het menu op het instrumentenpaneel .
Het koelsysteem kan niet worden ingeschakeld
Als het koelsysteem niet kan worden ingeschakeld, kan dit de volgende oorzaken hebben:
- De motor staat uit.
- De ventilator is uitgeschakeld.
- De zekering van de airconditioning is doorgeslagen.
- De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C (+38°F).
- De compressor van de airconditioning is tijdelijk uitgeschakeld omdat de motorkoelvloeistof te veel is opgewarmd.
- Er is sprake van een andere storing aan de wagen. Laat de wagen door een gespecialiseerde werkplaats nakijken.
Bijzonderheden
Wanneer de luchtvochtigheid en de buitentemperatuur hoog zijn, kan condenswater door de verdamper van het koelsysteem druppelen en een plas vormen onder de wagen.
Dit is normaal en geen teken van lekkage!
Let op Na het starten van de motor kan het resterende vocht dat zich in de airconditioning opgehoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo snel mogelijk schoon te maken. |
Luchtroosters
Afb. 190 in het dashboard: luchtroosters.
Luchtroosters
Voor een correcte verwarming, koeling en ventilatie in het interieur van de wagen moeten de luchtroosters afb. 190 1 continu geopend zijn.
- Om de luchtroosters te openen en sluiten, draait u het betreffende kartelwieltje (inzet) in de gewenste richting. Als het wieltje in de stand staat, is het luchtrooster gesloten.
- De luchtrichting oriënteren met de hendel van het ventilatierooster.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld kunnen worden; deze zijn te vinden in het dashboard 2 , in de beenruimte en achterin de wagen.
Let op Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of andere voorwerpen die gevoelig zijn voor temperaturen voor de luchtroosters, ze kunnen beschadigd of onbruikbaar raken als gevolg van de lucht die uit de luchtroosters stroomt. |
Luchtrecirculatiestand
Basisbegrippen
Luchtrecirculatie | |
Handmatig ingestelde circulatie |
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat buitenlucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de handmatige instelling van de circulatiefunctie kort geselecteerd worden om het interieur sneller af te koelen.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de luchtrecirculatie uitgeschakeld zodra op knop wordt gedrukt of de luchtverdeelknop op wordt gezet.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitschakelen
Inschakelen: druk op de knop tot het controlelampje gaat branden.
Uitschakelen: druk op de knop tot het controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunctie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geactiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het interieur van de wagen. Wanneer het systeem een verhoogde concentratie aan schadelijke stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw een normaal peil bereikt, wordt de circulatiefunctie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangename geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch ingeschakeld in uitvoeringen zonder vochtsensor en in geval van de volgende buitenomstandigheden:
- De buitentemperatuur is lager dan +3°C (+38°F).
- Het koelsysteem is uitgeschakeld en de omgevingstemperatuur is lager dan +10°C (+50°F).
- Het koelsysteem is uitgeschakeld, de omgevingstemperatuur is lager dan +15°C (+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van de klimaatregeling, onder Configuratie.
ATTENTIE Veiligheidsaanwijzingen in Inleiding op in acht nemen.
|
VOORZICHTIG In wagens met airconditioning wordt aanbevolen niet te roken wanneer de circulatiefunctie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan neerslaan op de verdamper van het koelsysteem en op het actieve koolpatroon van het stof- en pollenfilter, wat leidt tot een permanente onaangename geur. |
Let op Climatronic: wanneer de ruitenwisser werkt, wordt bij het achteruit schakelen de circulatiefunctie ingeschakeld om te vermijden dat de uitlaatgassen of onaangename geuren het interieur binnenkomen. |
Dakdragersysteem
Inleiding tot thema Het dak van de wagen is ontworpen voor een optimale aerodynamica. Daarom kunnen op de watergoot van het dak geen dwarsdragers noch conventionele dakdragers meer worden gem ...
Rijden
...
Zie ook:
Hyundai Ioniq Electric. Door de eigenaar uit te voeren onderhoud
WAARSCHUWING
Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan
gevaarlijk zijn.
Laat het werk uitvoeren door een officiële
HYUNDAI-dealer wanneer u niet over vol ...
Hyundai Ioniq Electric. Waarschuwings- en controlelampjes
Informatie
Controleer nadat de auto gestart is of alle waarschuwingslampjes uit zijn.
Eventuele lampjes die nog branden, kunnen op een storing duiden.
Controlelampje READY
Dit controlelampje g ...