Seat Leon: Adaptive Cruise Control ACC (automatische afstandsregeling)*
Gerelateerde video
Afb. 207 Veiligheid
Inleiding tot thema
Afb. 208 Detectiegebied.
De automatische afstandsregeling (ACC) is een uitbreiding van het snelheidsregelsysteem van de wagen (GRA) .
Met de ACC-functie kan de bestuurder een kruissnelheid instellen tussen 30 en 210 km/u (18 en 150 mph) en het niveau van de gewenste afstand t.o.v. de voorligger selecteren.
De ACC past de kruissnelheid van de wagen op elk ogenblik aan en houdt een veiligheidsafstand afhankelijk van de snelheid aan.
Wanneer de wagen achter een andere rijdt, verlaagt de ACC-functie de snelheid totdat deze gelijk is aan die van de voorliggende wagen en houdt de ingestelde afstand tussen wagens aan. Wanneer de voorligger accelereert, zorgt de ACC-functie ervoor dat de wagen ook maximaal tot de ingestelde snelheid accelereert.
Als de wagen uitgerust is met automatische versnellingsbak, kan de ACC deze afremmen en volledig tot stilstand brengen bij een voertuig dat tot stilstand gebracht wordt.
Aanbevolen wordt het afstandsniveau te verhogen wanneer het wegdek nat is.
Oproep tot ingreep door bestuurder
Tijdens het rijden kent de ACC een aantal beperkingen eigen aan het systeem. Dit betekent dat de bestuurder onder bepaalde omstandigheden zelf de snelheid en de afstand tot andere wagens moet regelen.
In dit geval zal het display van het instrumentenpaneel hem aangeven in te grijpen door het rempedaal in te trappen en klinkt een akoestische waarschuwing .
ATTENTIE De intelligente techniek van de ACC kan de door het systeem bepaalde grenzen noch de natuurkundige grenzen overwinnen. Indien het systeem nalatig of onbedoeld gebruikt wordt, kunnen ongevallen en ernstige letsels veroorzaakt worden. Ondanks het systeem moet de bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
|
VOORZICHTIG Indien u de indruk heeft dat de radarsensor defect is, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat geval afstellen.
|
Let op
|
Aanwijzingen op het scherm, waarschuwings- en controlelampjes
Afb. 209 Op het display van het instrumentenpaneel: (A) ACC niet actief (standby). (B) ACC actief.
Statusweergave op het display
Weergave op het display afb. 209:
- Voorligger gedetecteerd. De ACC is niet actief en regelt de snelheid niet.
- Afstand tot de voorligger. De ACC is niet actief en regelt de afstand niet.
- Voorligger gedetecteerd. De ACC is actief en regelt de snelheid.
- Afstandsniveau 2 ingesteld door de bestuurder.
- De ACC is actief en regelt de afstand afhankelijk van de snelheid.
Waarschuwings- en controlelampjes
De snelheidsafname door de ACC om de afstand tot de voorligger te behouden is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door bestuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en opnieuw inschakelen. Het gebied aan het embleem van SEAT aan de voorzijde nakijken afb. 210 op vuil, ijs of schok. Is hij nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een gespecialiseerde werkplaats om het systeem na te kijken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met kleurendisplay.
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogrammeerde afstand blijft constant.
Heeft het symbool een witte kleur: ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur: De ACC is niet actief (standby)
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
Gaat groen branden
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter controle kort enkele waarschuwings- en controlelampjes branden. Na enkele seconden doven de lampjes.
ATTENTIE Veiligheidsaanwijzingen in Waarschuwings- en controlelampjes op in acht nemen. |
Let op Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzingen van het display van het instrumentenpaneel verborgen zijn door aanwijzingen van andere functies, bijvoorbeeld een binnenkomende oproep. |
Radarsensor
Afb. 210 Op de voorbumper: radarsensor.
Op de voorbumper is een radarsensor ingebouwd om de verkeerssituatie te herkennen afb. 210 1 .
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of door invloeden van buitenaf zoals regen of nevel. In dit geval werkt de automatische afstandsregeling (ACC) niet. De informatietekst op het display in het instrumentenpaneel luidt: ACC: Sensor zonder zicht! Indien nodig de sensor reinigen .
Wanneer de radarsensor opnieuw correct werkt, is de ACC automatisch opnieuw beschikbaar.
Het bericht van het display van het instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC wordt opnieuw geactiveerd.
De werking van de ACC kan negatief beïnvloed worden in geval van sterke weerkaatsing van het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een gesloten parkeerruimte of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag niet bedekt worden met stickers, bijkomende koplampen e.d., want dat kan de werking van de ACC aantasten.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant van de auto of structurele wijzigingen, bijvoorbeeld indien de ophanging wordt verlaagd, kan de werking van de ACC worden beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT aan om naar een officiële SEAT-dealer te gaan.
VOORZICHTIG Indien u de indruk heeft dat de radarsensor beschadigd is, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat geval afstellen.
|
Bediening van Adaptive Cruise Control ACC (automatische afstandsregeling)
Afb. 211 Links van de stuurkolom: derde hendel om de automatische afstandsregeling te bedienen.
Afb. 212 Links van de stuurkolom: derde hendel om de automatische afstandsregeling te bedienen.
Wanneer de automatische afstandsregeling (ACC) ingeschakeld is, brandt op het instrumentenpaneel het groene controlelampje en wordt op het display de geprogrammeerde snelheid en de toestand van de ACC afb. 209 getoond.
Welke instellingen kunnen in de ACC worden ingevoerd?
- Snelheid instellen .
- Afstandsniveau instellen .
- ACC inschakelen en activeren .
- ACC uitschakelen en deactiveren
- Standaardafstandsniveau aan het begin van de rit instellen .
- Rijprofiel instellen .
- Omstandigheden waarin de ACC niet reageert .
Snelheid opslaan
Verplaats om de snelheid in te stellen de derde hendel die in stand 1 staat omhoog of omlaag tot in het display van het instrumentenpaneel de gewenste snelheid wordt aangegeven.
Het instellen van de snelheid gebeurt in stappen van 10 km/u (6 mph).
Tijdens het rijden kunt u, als u wilt, de huidige snelheid als kruissnelheid van de wagen instellen en de ACC activeren. Druk hiertoe op de toets afb. 212. Als u de snelheid in stappen van 1 km/u (0,6 mph) wilt verhogen of verlagen, verplaats dan de hendel naar stand 2 afb. 211 of druk op de toets .
De ingestelde snelheid kan al naargelang worden gewijzigd bij stilstaande wagen of onder het rijden. Elke wijziging in de geprogrammeerde snelheid wordt weergegeven linksonder in het scherm van het instrumentenpaneel afb. 209.
Afstandsniveau instellen
Druk om het afstandsniveau hoger of lager in te stellen de tuimeltoets naar rechts/links afb. 212 A .
Op het scherm van het instrumentenpaneel wordt het afstandsniveau tussen beide wagens geselecteerd. U kunt uit 5 afstandsniveaus kiezen. De ingestelde snelheid kan al naargelang worden gewijzigd bij stilstaande wagen of onder het rijden .
ACC inschakelen en activeren
Om de ACC in te schakelen en te activeren dient rekening te worden gehouden met de stand van de keuzehendel, de snelheid van de wagen en de stand van de derde hendel van de ACC.
- Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet de versnellingshendel in een willekeurige versnelling staan behalve in de eerste versnelling en moet de snelheid hoger zijn dan 30 km/u. Bij een automatische versnellingsbak moet de keuzehendel in stand D of S staan.
- Om de ACC te activeren, drukt u met de derde hendel in stand 1 op de toets SET of zet u de derde hendel van de ACC in stand 2 afb. 211. Op dat moment verandert de afbeelding van de ACC in het scherm van het instrumentenpaneel in de modus Actief afb. 209.
Met geactiveerde ACC-functie rijdt de wagen met een snelheid en ingestelde afstand t.o.v. de voorligger. Zowel de snelheid als de afstand kunnen op ieder moment worden gewijzigd.
ACC uitschakelen en deactiveren
Zet om de ACC uit te schakelen de hendel in stand 0 afb. 211 (vergrendeld). Op dat moment verschijnt de tekst ACC gedeactiveerd en is de functie volledig gedeactiveerd.
Als u de ACC niet wilt uitschakelen maar hem tijdelijk in de niet-actieve modus (standby) wilt overzetten, zet de derde hendel dan in stand 3 afb. 211 of trap op het rempedaal.
Wanneer de wagen stil staat en het bestuurdersportier wordt geopend, gaat de functie ook over in de niet-actieve modus (standby).
Standaardafstandsniveau aan het begin van de rit instellen
Bij nat wegdek altijd een grotere afstand tot de voorgaande wagen kiezen dan bij droog wegdek.
Onderstaande afstanden kunnen vooraf worden ingesteld:
- Heel kort
- Kort
- Media
- Middellang
- Heel lang
In het Easy Connect-systeem kan het afstandsniveau aangepast worden dat moet zijn ingesteld bij het inschakelen van de afstandsregeling (ACC) met toets en de functieknoppen SETUP en Bestuurdershulpsysteem .
Rijprofiel instellen
Bij wagens met SEAT Drive Profile kan het gekozen rijprofiel het acceleratie- en remgedrag van de ACC beïnvloeden .
Bij wagens zonder SEAT Drive Profile kan het gedrag van de ACC worden beïnvloed door het selecteren van een van de onderstaande rijprofielen in het Easy Connect-systeem:
- Normal
- Sport
- Eco
- Comfort
In dit geval krijgt men toegang tot de instellingen van de ACC middels de toets en de functieknoppen SETUP > Ondersteuning van de bestuurder > ACC .
Onderstaande voorwaarden kunnen tot gevolg hebben dat de ACC niet reageert:
- Ingetrapt gaspedaal.
- Geen versnelling ingeschakeld.
- Als de ESC regelt.
- De bestuurder heeft de veiligheidsgordel niet omgegespt.
- Verschillende lichten van de wagen of van de elektrisch vastgekoppelde aanhanger zijn defect.
- Als de wagen achteruit rijdt.
- Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph).
Aanwijzingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het systeem kan de veilige herkenning van wagens niet meer garanderen, daarom wordt het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde werkplaats om de storing te laten repareren.
ACC en Front Assist: momenteel niet beschikbaar. Sensor zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt weergegeven als het zicht van de radarsensor belemmerd is, bijv. door bladeren, sneeuw, dichte mist of vuil. Reinig het SEAT-embleem afb. 210.
: momenteel niet beschikbaar.
Helling te steil
De maximale helling van de rijbaan is overschreden, daarom kan de veilige werking van de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC kan niet worden geactiveerd.
: enkel beschikbaar in D, S of M
Stand van keuzehendel D/S of M selecteren.
: parkeerrem vastgezet
De ACC wordt uitgeschakeld als de parkeerrem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw beschikbaar na het loszetten van de parkeerrem.
: momenteel niet beschikbaar.
Ingreep stabiliteitscontrole
De aanduiding voor de bestuurder wordt weergegeven wanneer de elektronische stabiliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval wordt de ACC automatisch uitgeschakeld.
: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt weergegeven indien, bij het vertrekken op een lichte helling, de wagen zich naar achteren verplaatst ondanks dat de ACC ingeschakeld is. Trap de rem in om te vermijden dat de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen tegen een andere wagen.
: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt weergegeven in wagens met schakelbak als de actuele snelheid te laag is voor de ACCmodus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet minstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bij snelheden lager dan 20 km/u (12 mpu) wordt het snelheidsregelsysteem uitgeschakeld.
: beschikbaar vanaf de 2e versnelling
De ACC is actief vanaf de 2e versnelling (schakelbak).
: motortoerental
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt weergegeven indien, wanneer de ACC versnelt of remt, de bestuurder niet op tijd een hogere of lagere versnelling inschakelt. Dit houdt in dat het toegestane toerental wordt overschreden of niet wordt bereikt. De ACC wordt uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven door een gong.
: koppelingspedaal ingetrapt
Wagens met handgeschakelde versnellingsbak: door het koppelingspedaal langer in te trappen wordt de regeling verlaten.
Portier geopend
Wagens met automatische versnellingsbak: met stilstaande wagen en geopend portier kan de ACC niet worden geactiveerd.
ATTENTIE Er bestaat een risico op botsing aan de achterkant, wanneer de minimumafstand t.o.v. de voorligger overschreden wordt en het verschil in snelheid tussen beide wagens zo groot is dat de snelheidsvermindering door de ACC onvoldoende is. In dit geval moet onmiddellijk worden geremd met het rempedaal.
|
Let op
|
Functie om rechts inhalen te vermijden
Afb. 213 Op het display van het instrumentenpaneel: ACC actief, voertuig herkend aan de linkerzijde
De automatische afstandsregeling (ACC) beschikt over een functie om het rechts inhalen bij bepaalde snelheden te vermijden.
Indien er zich links van de auto een ander voertuig bevindt dat met lagere snelheid rijdt, wordt dat op het multifunctioneel display getoond afb. 213.
Om het rechts inhalen te vermijden, remt het systeem de auto zachtjes naargelang de rijsnelheid.
De bestuurder kan het ingrijpen van het systeem op ieder moment onderbreken.
Automatische afstandsregeling (ACC) onder bepaalde omstandigheden tijdelijk uitschakelen
In onderstaande omstandigheden moet de automatische afstandsregeling (ACC) uitgeschakeld worden wegens beperkingen van het systeem :
- Bij het wisselen van rijstrook, in scherpe bochten, op rotondes, op invoeg- en uitvoegstroken op de autobaan of bij wegwerkzaamheden om te vermijden dat onbedoeld versneld zou worden om de geprogrammeerde snelheid te bereiken.
- Bij het rijden door een tunnel, aangezien de werking zou kunnen worden beïnvloed.
- Op wegen met verschillende rijstroken, wanneer andere wagens langzamer rijden op de inhaalstrook. In dit geval zouden wagens die langzamer rijden op de andere rijstroken rechts voorbijgestoken worden.
- Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevel is het mogelijk dat de voorligger niet correct herkend zou worden of, onder bepaalde omstandigheden, helemaal niet herkend zou worden.
ATTENTIE Als de ACC in de beschreven situaties niet uitgeschakeld wordt, kunnen ongevallen en ernstige letsels optreden.
|
Let op Als de ACC in de beschreven situaties niet uitgeschakeld wordt, kunnen wettelijke overtredingen begaan worden. |
Bijzondere rijsituaties
Afb. 214 (A) Wagen in een bocht. (B) Motorrijder die voor u rijdt, buiten de actieradius van de radarsensor.
Afb. 215 (C) Een wagen wisselt van rijstrook.
(D) Wagen die draait en een andere die stilstaat.
De automatische afstandsregeling (ACC) heeft bepaalde fysieke beperkingen die eigen zijn aan het systeem. Sommige reacties van de ACC kunnen onder bepaalde omstandigheden onverwacht lijken of slecht getimed uitgevoerd worden vanuit het standpunt van de bestuurder. Daarom moet de bestuurder altijd aandachtig zijn om in te grijpen waar nodig.
Volledige aandacht is bijvoorbeeld vereist in onderstaande verkeerssituaties:
Starten na een stopfase (enkel wagens met automatische versnellingsbak)
Na een stopfase kan de ACC de wagen automatisch doen vertrekken zodra de voorligger opnieuw in beweging gezet wordt
Wanneer de ACC de wagen tot stilstand brengt (bijv. file), verschijnt op het scherm van het instrumentenpaneel de waarschuwing ACC gereed om te starten. Wanneer de voorligger weer gaat rijden, doet de ACC dit automatisch ook
Als de voorliggende wagen niet wegrijdt, kan de wagen voor onbepaalde tijd in de status ACC gereed om te starten blijven als de derde hendel herhaaldelijk naar stand 2 afb. 211 wordt bewogen of het rempedaal wordt ingetrapt. Wanneer in het instrumentenpaneel het bericht Rempedaal intrappen verschijnt, trap dan het rempedaal in.
Als het rempedaal niet wordt ingetrapt, klinkt een akoestische waarschuwing en gaat de ACC over in de niet-actieve modus (standby).
Op dat moment zou de wagen zich naar de stilstaande voorligger kunnen bewegen .
Inhalen
Wanneer het knipperlicht gaat branden om een inhaalmanoeuvre te starten, versnelt de ACC de wagen automatisch en vermindert zo de afstand tot de voorligger.
Wanneer gewisseld wordt naar de inhaalstrook, zal de ACC indien geen voorligger herkend wordt, versnellen tot de geprogrammeerde snelheid bereikt wordt en deze constant houden.
De versnelling van het systeem kan op elk ogenblik onderbroken worden door het rempedaal in te trappen of de derde hendel naar achteren te duwen .
In de bochten
Bij het ingaan of verlaten van een bocht kan het voorkomen dat de radarsensor de voorligger niet meer herkent of dat hij reageert op een wagen op een rijstrook naast de rijstrook waarop u rijdt afb. 214 A. In zulke omstandigheden is het mogelijk dat de wagen onnodig remt of niet meer reageert op de voorligger.
In dat geval moet de bestuurder ingrijpen door te versnellen of het remproces onderbreken door het rempedaal in te trappen of de derde hendel naar achteren te duwen .
Rijden door tunnels
Bij het rijden door een tunnel, is het mogelijk dat de radarsensor minder goed werkt. Schakel de ACC uit in de tunnels.
Smalle voertuigen of voertuigen die uit de lijn rijden
De radarsensor kan smalle voertuigen of voertuigen die uit de lijn rijden enkel herkennen wanneer ze zich binnen zijn werkingsgebied afb. 214 B bevinden. Dit geldt vooral voor smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld motorfietsen. Rem in deze gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen met bijzondere ladingen en accessoires
Het is mogelijk dat de bijzondere lading en accessoires van andere voertuigen die aan de zijkanten, achteraan of bovenaan uitsteken, buiten het werkingsbereik van de ACC vallen.
Schakel de ACC uit wanneer u achter voertuigen met bijzondere ladingen of accessoires rijdt en ook bij het inhalen van zulke voertuigen.
Rem in deze gevallen zelf indien nodig.
Andere wagens die van rijstrook veranderen
Wagens die naar de eigen rijstrook wisselen op een korte afstand van de wagen kunnen enkel worden herkend wanneer ze binnen het bereik van de sensoren komen. Als gevolg hiervan duurt het langer tot de ACC reageert afb. 215 C. Rem in deze gevallen zelf indien nodig.
Stilstaande voertuigen
De ACC herkent tijdens het rijden geen stilstaande voorwerpen zoals bijvoorbeeld het einde van een file of voertuigen met pech.
Als een voertuig herkend door de ACC draait of opzij gaat en er zich voor dit voertuig een stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hier niet op reageren afb. 215 D. Rem in deze gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen die rijden in tegengestelde richting en voertuigen die elkaar kruisen
De ACC reageert niet op voertuigen uit tegengestelde richting die naderen noch op voertuigen die elkaar kruisen.
Metalen voorwerpen
Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld rails op de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamheden, kunnen de radarsensor in verwarring brengen en verkeerde reacties van de ACC veroorzaken.
Factoren die de werking van de radarsensor kunnen beïnvloeden
Als de werking van de radarsensor verstoord zou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel, sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijk uitgeschakeld. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt een waarschuwingstekst.
Indien nodig de radarsensor reinigen.
Wanneer de radarsensor opnieuw correct werkt, is de ACC automatisch opnieuw beschikbaar.
Het bericht van het display van het instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC wordt opnieuw geactiveerd.
Bij sterke weerkaatsing van het signaal van de radar, bijvoorbeeld in een gesloten parkeerplaats, kan de werking van de ACC beïnvloed worden.
Rijden met een aanhangwagen
Bij het rijden met een aanhangwagen, is de regeling van de ACC minder dynamisch.
Oververhitte remmen
Als de remmen overmatig verhitten, bijvoorbeeld na plots remmen of op lange en zeer steile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitgeschakeld zijn. Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt een waarschuwingstekst.
In dit geval kan de cruise control niet worden geactiveerd.
Zodra de temperatuur van de remmen voldoende gedaald is, kan de cruise control opnieuw geactiveerd worden. De foutmelding verdwijnt van het display van het instrumentenpaneel.
Als het bericht ACC niet beschikbaar gedurende lange tijd blijft branden, dan betekent dit dat er een storing is.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dealer te raadplegen.
ATTENTIE Als de waarschuwing Rempedaal intrappen wordt genegeerd, dan kan de wagen ongewild vooruit bewegen en tegen de voorligger botsen. In ieder geval dient u, voordat u wegrijdt, te controleren of de weg vrij is. Het kan voorkomen dat de radarsensor hindernissen op de weg niet zou herkennen. Dit kan een ongeval en zware verwondingen tot gevolg hebben. Trap indien nodig op de rem. |
Noodremhulpsysteem (Front Assist)*
Inleiding tot thema Afb. 204 Op het display van het instrumentenpaneel: voorwaarschuwingsaanwijzingen. Het doel van het noodremhulpsysteem is om frontale botsingen tegen bepaalde voorwerpen ...
Rijstrookassistent (Lane Assist)*
Inleiding Afb. 216 Op de voorruit: gezichtsveld van de rijstrookassistent. Met behulp van de camera in de voorruit registreert de rijstrookassistent de grenslijnen van een rijstrook. Als d ...
Zie ook:
Mazda 6. DSC OFF indicatielampje
Dit indicatielampje blijft gedurende
enkele
seconden branden wanneer het contact op
ON gezet wordt.
Dit lampje gaat ook branden wanneer
op de DSC OFF schakelaar wordt
gedrukt en het TCS/DSC ...
Volvo V40. Actieve parkeerhulp (PAP)
De actieve parkeerhulp (PAP – Park Assist Pilot) helpt u bij het parkeren
door eerst te controleren of het vak groot genoeg is en daarna het stuurwiel
te draaien en de auto in het vak te parkere ...